Door aandacht in de media, influencers en beroemdheden die ‘uit de kast komen’ met hun mentale worstelingen en overheidscampagnes die mensen aanmoedigen zich uit te spreken, lijkt het misschien dat we steeds opener zijn over mentale problemen. Maar als het erop aankomt blijkt dat minder gemakkelijk. Als je kind een been breekt, een blindedarmoperatie krijgt of een levensbedreigende ziekte zoals kanker onder de leden heeft, aarzelen we meestal niet dat aan anderen te vertellen. Mensen reageren daar vaak hartelijk op. Ze begrijpen je zorgen en sturen bemoedigende appjes en kaartjes om jou en je kind een hart onder de riem te steken. Als een kind somber raakt, zijn we daar minder open over. ‘Misschien waait het wel weer over en dan wil je niet dat ze met andere ogen naar haar kijken’, zei een ouder.
Dat zegt iets over hoe we als maatschappij denken over mentale problemen. Hoe we als ouders proberen onze kinderen tegen mogelijke vooroordelen te beschermen. Omdat we vanbinnen die norm van de samenleving voelen. Er zijn veel misvattingen over psychische problemen. Mensen denken aan ‘iemand die verward, gek of gestoord is’. Of men denkt dat het aanstellerij is, dat het weinig voorkomt, dat het je eigen schuld is of dat je dan dom, zwakbegaafd of ontoerekeningsvatbaar bent. Niet zo gek dus dat je als ouder twijfelt of je je zorgen kunt uiten. ‘Voor je het weet is het hele dorp op de hoogte en krijgt hij nooit meer een baantje omdat ze bang zijn dat hij het niet aankan.’
Vicieuze cirkel
Dus houden we het bij ons. Hooguit delen we onze zorgen in (heel) kleine kring. Om mensen niet ‘nodeloos’ bezorgd te maken of uit angst dat ze het niet zouden snappen. Omdat het teveel energie kost om uit te leggen en jezelf en je kind te verdedigen. Omdat je je tekort voelt schieten als ouder, je schaamt voor je machteloosheid. Je zelf ook niet snapt waarom je kind niet gewoon mee kan doen. En je voor die gedachte dan ook weer schaamt omdat je ook wel weet dat je kind het niet expres doet. Die gevoelens van schuld en schaamte, de neiging om je kind (en jezelf) in bescherming te nemen tegen oordelen van de buitenwereld versterken het gevoel er alleen voor te staan. Je cirkelt in een steeds kleiner rondje. Gevoelens van onzekerheid, wantrouwen, jaloezie en angst gedijen daar goed bij. Het is een beroerde vicieuze cirkel die zich moeilijk laat doorbreken.
Ongemakkelijk
Daar komt nog bij dat psychische problemen minder zichtbaar zijn en een grillig verloop kennen. Je kind is misschien geneigd om zich in gezelschap beter voor te doen om zo moeilijke vragen te vermijden of uit een verlangen even ‘normaal’ te zijn. De omgeving weet vaak niet waar ze goed aan doen. Ernaar vragen legt de nadruk op de moeilijkheden, er niet naar vragen lijkt op bagatelliseren. De meesten mensen kunnen bovendien niet goed luisteren zonder oplossingen aan te dragen. Die wederzijdse onzekerheid maakt het contact ongemakkelijk. En ongemak vermijden we liever. Door steeds voor de ander te denken en op jouw manier rekening te houden met wat jij denkt dat voor de ander ongemakkelijk is, raak je ongemerkt verstrikt in een proces waar uiteindelijk niemand baat bij heeft. Dat geldt niet alleen voor het contact met familie, vrienden en op het werk. Dat kan ook spelen tussen jou en je kind, jullie als partners of met de andere kinderen in het gezin.
Taboe
Geestelijke gezondheid is voor de meeste mensen nog steeds een taboe-onderwerp. Mentale problemen worden geassocieerd met zwakheid en kwetsbaar zijn. Het maakt uit in wat voor omgeving je woont en werkt. Mag je open zijn over je gevoelens? Ben je bang om ‘gek’ te worden gevonden? Hoe groot en sterk moet je je tonen om niet het onderspit te delven of bang te zijn voor onbegrip of zelfs discriminatie?
Voor ouders komt de illusie van het maakbaarheids-denken daar bovenop. Dat ‘men’ (of jijzelf) denkt dat het jouw schuld is als je kind zich ongelukkig voelt. Ook stigma en zelfstigma zijn onderliggende mechanismen die bijdragen aan het verhullen van de werkelijkheid. Door dat te gaan herkennen en je gedachten en ideeën daarover te bevragen, bijvoorbeeld samen met andere ouders of hulpverleners, ontstaat er ruimte voor meerdere perspectieven. Dat alleen al geeft lucht.
Wat kan helpen
- De meeste mensen beschouwen mentale problemen als iets dat afwijkt. Dat is eigenlijk gek. Bijna de helft (48%) van de volwassenen in Nederland (18-75 jaar) heeft ooit in het leven te maken met psychische problemen. In de afgelopen 12 maanden had ongeveer een op de vier volwassenen (26%) één of meerdere psychische aandoeningen. (bron: Trimbos) Het hoort dus bij het leven. Door erover te vertellen zullen anderen ook hun verhalen met jou delen.
- Met onze taal zijn we geneigd problemen kleiner te maken dan ze zijn. Met ‘hij heeft een dipje’ of ‘ze heeft het even moeilijk’ zwak je het probleem af en doe je het geen recht. Het maakt dus uit welke taal je gebruikt.
- Vaak vertellen mensen achteraf over mentale problemen en zeggen dan dat ze ‘veel geleerd hebben van de donkere periode’ en er ‘sterker uit zijn gekomen’. Het zijn dus vaak verhalen met een goede afloop. Sterker, mensen komen er als een verbeterde versie uit. Over terugvallen of aanhoudende problematiek wordt niet of nauwelijks gesproken. Die romantisering helpt niet. Terugvallen komen vaak voor. Sterker, die horen erbij en dat is normaal. Daar eerlijk over zijn helpt.
- Het kan spannend zijn om door te vragen als je vermoedt dat een ouder zorgen heeft over zijn of haar kind. Wat zou je zelf graag willen dat anderen doen als jij in die situatie zit? Probeer dat ook voor een ander te doen. Je hoeft geen oplossing te hebben. Alleen luisteren is genoeg.